Tips voor (jeugd)werkingen

Als vereniging is het niet altijd eenvoudig om meteen een goede werkmethode te vinden voor een persoon met ASS. Elk persoon is uniek en heeft dus een individuele begeleiding en aanpassing nodig. Omdat dit zo individueel verschillend is, is het onmogelijk om een kant en- klare methode mee te geven. Daarom werd er aan verschillende ouders bevraagd wat zij belangrijk vinden in de samenwerking tussen jeugdwerking, ouders en hun kinderen. 

Hieronder staan een samenvatting van hun tips in bepaalde situaties.

Algemeen

  • Elk kind is anders met of zonder ASS of andere beperking. Zij verdienen eenzelfde behandeling zoals iedereen en niet als ‘die persoon met …’.
  • Wees geduldig, neem de tijd om de persoon te leren kennen. Elk kind is uniek en reageert op een andere manier.
  • Neem je tijd en informeer je goed bij ouders om een zo goed mogelijke begeleidingsstijl te vinden voor elk persoon individueel.
  • Probeer voldoende begeleiding te voorzien zodat de begeleiding per deelnemer op maat aangepast kan worden.
  • Blijf jezelf en andere begeleiders bijscholen a.d.h.v. vormingen, cursussen en infomomenten.
  • Zorg voor voldoende duidelijke en veilige context, ruimte en tijd.
  • Zorg steeds voor een duidelijke structuur en voorspelbaarheid. Wijk hier zo min mogelijk van af. Of maak de veranderingen voorspelbaar door deze tijdig te communiceren.
  • Wanneer een deelnemer moeilijkheden ondervindt, kan hij/zij ‘vreemd’ of agressief gedrag vertonen. Straf niet omwille van het gedrag maar ga na wat hiervan aan de oorzaak ligt. Vaak komt dit gedrag door een onduidelijkheid in de situatie.
  • Richt je bij een uitleg zo persoonlijk mogelijk naar het kind individueel.
  • Duid indien mogelijk iemand aan als vertrouwenspersoon bij wie het kind terecht kan.

Hoe omgaan met ASS?

  • Bekijk de noden van elk kind individueel.
  • Zorg voor voldoende structuur en duidelijkheid zoals een visuele kalender, time-timer,... Stel dit wel af op de noden van het kind.
  • Leg niet te veel nadruk op de ASS, probeer hen te behandelen zoals elke andere persoon zonder ASS.
  • Voorzie zo veel mogelijk begeleiding.
  • Toon voldoende respect, begrip en help waar nodig zonder te ‘betuttelen’.
  • Betrek de deelnemers zelf zo veel mogelijk door bv. een e-mail te sturen met de planning.
  • Wees verdraagzaam maar stel wel grenzen.
  • Heb geduld om iets verschillende malen voor te tonen.
  • Wees een luisterend oor voor de deelnemer.
  • Zorg ervoor dat je geen spreekwoorden gebruikt zoals ‘we gaan er eens ‘invliegen’.
  • Verplicht of forceer deelnemers tot niets.

Aandachtspunten bij activiteiten

  • Zorg voor een goede, duidelijke, eenvoudige communicatie naar deelnemers.
  • Vraag de deelnemer of ze de uitleg begrepen hebben. Herhaal de uitleg indien nodig, liefst individueel.
  • Probeer in zo klein mogelijke groepen te werken.
  • Wissel zowel groeps- als individuele activiteiten af.
  • Las voldoende rustmomenten in om overprikkeling te voorkomen.
  • Zorg voor voldoende structuur en duidelijkheid en voorspelbaarheid vooraf en tijdens de activiteit.
  • Probeer zoveel mogelijk visueel te werken. Dit kan a.d.h.v. een timetimer, pictogrammen,…
  • Wees flexibel om je kleine details in de activiteit aan te passen om aan de behoeften van de deelnemer aan te passen.
  • Zoek steeds activiteiten aangepast aan de interesses en mogelijkheden van de deelnemer.
  • Verplicht deelnemers niet om deel te nemen. Dit zorgt voor extra stress en druk. Geef hen tijd om vb. even naar de activiteit te kijken. Vaak kan hen dit over de drempel helpen om ook deel te nemen.
  • Zorg steeds voor een goede voorbereiding.
  • Hanteer in de mate van het mogelijke een terugkerende dagstructuur.
  • Stel grenzen +reageer consequent. Pas de gestelde regels strikt toe. Herhaal deze indien nodig elke week.
  • Geef uitleg bij uitzonderingen of veranderingen, zodat de persoon met ASS begrijpt waarom iets de ene keer wel mag en de andere keer niet.

Hoe omgaan met een persoon met ASS op kamp?

  • Plan een gesprek met de ouders (eventueel samen met de persoon met ASS) voor het kamp. Zo leer je de persoon beter leren kennen en is er mogelijkheid tot goede communicatie uitwisseling.
  • Geef vooraf een volledige planning van structuur en activiteiten die gepland worden aan de ouders of persoon met ASS. Zo kan deze persoon zich goed voorbereiden op het kamp. Geef wel telkens door dat er zich wijzigingen altijd kunnen optreden (vb. een activiteit kan niet doorgaan wegens slechte weersomstandigheden).
  • Maak een aftelkalender voor tijdens het kamp zodat uw kind ziet hoe lang het kamp nog duurt.
  • Probeer je tijdens het kamp zo goed mogelijk aan de planning te houden die vooraf gecommuniceerd is. Meld tijdig wijzigingen.
  • Let op de sensorische gevoeligheden. Dwing hen vb. niet om het kampsjaaltje rond de nek te dragen, alles op te eten bij de maaltijd, ...
  • Sommige kinderen kan het zinvol zijn om net voor de maaltijd eens hen in de keuken toe te laten om te zien wat de pot schaft, …

Wat bij problemen?

  • Aarzel niet om ouders te vragen hoe zij bepaalde situaties/ specifieke problemen aanpakken.
  • Meld problemen aan de ouders.
  • Roep of straf niet wanneer een kind agressief wordt of 'stout' gedrag vertoont. Probeer de oorzaak te achterhalen en probeer zo het probleem op te lossen.

Hoe omgaan met ouders?

  • Zorg voor een zoveel mogelijk duidelijkheid.
  • Toon begrip en respect naar de ouders toe.
  • Heb voldoende geduld met ouders en stel hen gerust.
  • De raad van ouders is goud waard.
  • Een huisbezoek/gesprek/vragenlijst inplannen alvorens deelname kan helpen voor een goed eerste contact, en bespreken van specifieke aandachtspunten.
  • Houdt zo veel mogelijk rekening met vragen en opmerkingen van de ouders.
  • Betrek hen zo veel mogelijk in de planning en gang van zaken.
  • Zorg steeds voor duidelijke communicatie omtrent afspraken.
  • Wees een luisterend oor voor de ouder.
  • Geef voldoende feedback over de gebeurtenissen.
  • Zorg voor duidelijke communicatie indien er plaatsen vrijkomen in geval van een wachtlijst.
  • Let op een goede communicatie met het netwerk, zij kennen vaak hun kind het best en hoe om te gaan met bepaalde situaties. Dit kan adhv een gesprek, vragenlijsten, heen-en-weerschriftje,… .

Durf uitzonderingen toestaan

  • Moet elk kind meezingen? Moet elk kind zichzelf voorstellen? Moet elk kind kunnen stilzitten? …
  • Als een kind een grote interesse heeft, benut deze interesse dan ook. Je kan vb. De interesse van het kind in het spel verwerken om zijn/haar motivatie te verhogen.
  • Installeer een vluchtroute. Bespreek met het kind wat hij/zij mag doen en waar hij/zij even naartoe mag als het te onrustig, te druk wordt en het kind nood heeft aan rust.
  • Zoek de onderliggende betekenis bij moeilijk gedrag. Stel als leidingsploeg de vraag: ‘wat is hier te moeilijk, te onduidelijk voor het kind?’
  • Installeer ‘georganiseerde vrije tijd’ tijdens pauzes of lege momenten.
  • Vermijd grote druktes.

Uitleg aan andere kinderen

  • Het is belangrijk dat de andere kinderen weten waarom je als begeleid(st)er anders reageert t.o.v. Het kind.
  • Vb. ‘Jan heeft het wat moeilijker dan andere kinderen om stil te zitten, hij moet dat nog extra leren’, …
  • Je hoeft geen uitleg te geven over ASS aan de andere kinderen. De begeleiding is geen therapeutenploeg. Indien een uitleg toch wenselijk is, bespreek dit zeker met de ouders. Bespreek met hen wat wel/niet mag gezegd worden alsook wie dit zal doen.